Een werkgever heeft meerdere fouten gemaakt bij een werknemer met een tijdelijk contract, waardoor hij onder andere een aanzegvergoeding en transitievergoeding moet betalen. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.
Mondelinge opzegging niet voldoende
De werknemer was van 6 november 2023 tot en met 5 november 2024 in dienst op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De werkgever had mondeling aangegeven dat het contract niet verlengd zou worden, maar dit niet schriftelijk bevestigd. Volgens de wet moet een werkgever schriftelijk aangeven dat een tijdelijk contract niet wordt verlengd. Omdat dit niet is gebeurd, moet de werkgever een aanzegvergoeding van € 1.433,69 betalen, inclusief rente vanaf 6 november 2024.
Transitievergoeding verschuldigd
Daarnaast moet de werkgever een transitievergoeding van € 516,12 betalen. De werkgever stelde dat de werknemer zelf niet meer wilde werken, maar dit kon niet worden aangetoond. De kantonrechter ging er daarom van uit dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet wilde voortzetten. De rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf 6 december 2024.
Loon en vakantiegeld
De werkgever moet ook het loon tot de einddatum van het dienstverband betalen, inclusief vakantiegeld en het saldo van openstaande vakantiedagen. De werknemer had recht op doorbetaling van haar loon tijdens ziekte, wat de werkgever niet had gedaan. Daarnaast had de werkgever het loon onterecht verrekend met werkgeverspremies voor de zorgverzekering. Dit mag volgens de wet niet, waardoor de werkgever deze premies alsnog moet betalen zonder deze op de werknemer te verhalen.
Eindafrekening en wettelijke verhoging
De werknemer eiste een deugdelijke eindafrekening, waarin alle vergoedingen worden opgenomen die in de uitspraak zijn toegewezen. De kantonrechter gaf de werkgever een maand de tijd om deze eindafrekening op te maken. Omdat de werkgever de genoemde posten niet op tijd heeft betaald, heeft de werknemer recht op een wettelijke verhoging en rente over deze bedragen.
Details van de zaak
De werknemer was in dienst van 6 november 2023 tot en met 5 november 2024 op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De werkgever had mondeling aangegeven dat het contract niet verlengd zou worden, maar dit niet schriftelijk bevestigd. Volgens de wet moet een werkgever schriftelijk aangeven dat een tijdelijk contract niet wordt verlengd. Omdat dit niet is gebeurd, moet de werkgever een aanzegvergoeding van € 1.433,69 betalen, inclusief rente vanaf 6 november 2024.
Daarnaast moet de werkgever een transitievergoeding van € 516,12 betalen. De werkgever stelde dat de werknemer zelf niet meer wilde werken, maar dit kon niet worden aangetoond. De kantonrechter ging er daarom van uit dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet wilde voortzetten. De rente over de transitievergoeding wordt toegewezen vanaf 6 december 2024.
De werkgever moet ook het loon tot de einddatum van het dienstverband betalen, inclusief vakantiegeld en het saldo van openstaande vakantiedagen. De werknemer had recht op doorbetaling van haar loon tijdens ziekte, wat de werkgever niet had gedaan. Daarnaast had de werkgever het loon onterecht verrekend met werkgeverspremies voor de zorgverzekering. Dit mag volgens de wet niet, waardoor de werkgever deze premies alsnog moet betalen zonder deze op de werknemer te verhalen.
De werknemer eiste een deugdelijke eindafrekening, waarin alle vergoedingen worden opgenomen die in de uitspraak zijn toegewezen. De kantonrechter gaf de werkgever een maand de tijd om deze eindafrekening op te maken. Omdat de werkgever de genoemde posten niet op tijd heeft betaald, heeft de werknemer recht op een wettelijke verhoging en rente over deze bedragen.
Bron
Dit nieuwsbericht is gebaseerd op een artikel van Salaris Vanmorgen, gepubliceerd op 26 maart 2025. Voor meer informatie, zie Salaris Vanmorgen.